De prijs bestaat uit een kunstwerk (ditmaal Kusje van Riëlle Beekmans) en een eigen bundel.
Lees hier het juryrapport, dat werd voorgelezen door juryvoorzitter Will van Sebille.
Hieronder de beknopte biografie van Remco Ekkers, gevolgd door zijn winnende cyclus.
Biografie
Remco Ekkers, foto Antje van Slooten |
Voorbij
de grens
Ultima
Thule
1.
Voor als
we vergaan
Op een
ijsberg, ongezien in het duister
Met een
knal, er wordt geroepen
In de
gangen, we vallen uit de kooien
Rukken
de kast open voor warme kleding
Waterdicht,
hollen naar het achterdek
Met onze
reddingvesten, worden geholpen
In rode
reuzenpakken, trekken de ritssluiting
Dicht en
strompelen naar de boten
Die even
later op de golven deinen
In
afwachting van helicopter of reddingboot.
2.
Voor als
we niet vergaan
Dan gaan
we kijken naar gneis
Van het
Archean block, oud
Achtendertighonderd
miljoen jaar
En heel
veel later naar steenkool
Uit het
Carbonium, slechts
Driehonderdnegenenvijftig
Miljoen
jaar geleden, de resten
Van de
pterosaurus, honderdvijfenveerig
Miljoen
jaar en nu de burgemeester
Stormvogel,
poolhonden, kinderen
Met
mobieltjes, rotsooi tussen de huizen
Plastic,
supermarkt, maar ook de kleurige
Mossen,
blauwbessen, akkerhoornbloem.
3.
Inua
(Alziel
voor de Inuit)
Zie, ik
sta als een trillende snaar voor u
Raak mij
aan, kalmeer mijn beven.
Bent u
mijn god, ben ik uw schepsel
Of ben
ik de vrouw voor haar man
De
dichter voor zijn lezer?
Is dit
de bestemming, het doel van mijn zingen?
Wij
groeien apart samen in bewustzijn.
4.
Theater!
Een
oorlogsschip, decorstukken, gondel
Geitje
opgerold, een trotse leeuw, kapot
Geschoten
jachtvliegtuig, een witte walvis.
De
bergen neergezet, grijs geschilderd
Met
afwateringsstrepen, lange dunne
Wolkjes
er voor gehangen aan onzichtbare touwtjes.
Knap
gedaan. Goede inspeciënten in Groenland.
En dan
de lichtkunstenaars! Een lamp er bij
Of één
minder, allerlei filters en kleuren.
Ze laten
zelfs stukken ijzer uit de hemel vallen
De
vrouw, haar hond en haar tent. Ze leggen
Een berg
neer in de vorm van een zeehondenhart.
Op het
toneel: het doden van het prooidier
Met
respect, zodat de ziel kan ontsnappen
En in
een nieuw dier terugkomen: applaus!
5.
Fulmarus
glacialis (Noordse stormvogel)
Als ik
mijn ogen sluit, zie ik golven
Waarboven
stormvogels zweven
Op weg
naar een lage hemel.
Zij zijn
alleen op de wereld.
Die
enkele boot telt niet mee.
Licht
grijs van boven, wit onder
Verlopend
naar donker, glijden
lang op
gestrekte vleugels.
Af en
toe een korte slag.
De
kleine computer in hun kop
Berekent
snel de afstand tot het water.
Een
vleugeltip raakt nauwelijks de golven.
Zij
vliegen uren door in het duister
Over de
donkere wateren van mijn slaap.
Lichten
fel op in de lampen van het schip.
6.
Vragen
aan Sila, de Heer
Maar die
kleine jongen... Was het een jongen?
Die ons
na al die eeuwen aankijkt
Met zijn
holle ogen, ingepakt voorgoed
In
ringelrob, leren koord om zijn hoofd
Het
lusje losgeschoten in een frivole krul.
Wenkbrauw,
wimpers vragend omhoog.
De baby
gaat kapot als we hem uitkleden.
Laat hem
naast zijn moeder liggen
Tot in
alle eeuwigheid. Maar waarom
Moest
hij geboren worden? Niet dat de kou
Zo erg
was, maar waarom mocht hij
Weinig
licht zien op weg naar de lage hemel?
Dood
uitzicht op Uummanaq, een kom
En een
nap binnen bereik, zijn naamziel
Bleef
nog even bij hem onder de stenen
Tot een
andere jongen zijn naam kreeg.
Hij
kroop onder een lange strook dierenvel
Op weg
naar het rijk onder de zee.
(De
mummies van Qilakitsiq)
7.
Het lied
van de grafschenner
Hij liep
tussen de graven, tilde platte stenen op
Op zoek
naar ribben, wervels, schedels
Met een
paar tanden, voor zijn verzameling.
Zag toen
de resten van een huis, een kuil
In het
hoge gele gras en dacht aan
Hoe een
man en een vrouw een kind maakten.
Liet
alles liggen, zat op een steen en nam
Een
lange stilte in acht met het uitzicht
Op de
berg, het dorp met kinderen en honden.
8.
Arsarnerit
(balspel)
Vannacht
kwam je na lang wachten
naar me
toe en je mond raakte de mijne.
Je zei:
ik ben terug, stofzilver stijgend
In de
lucht. Wat strooit dit uit?
Dansend
in brede vlagen. Was je daar ook?
De hemel
werd vol fakkels, maar langzaam
Verdween
je licht, sneller dan een komeet
Boven de
ijskoude bergen. Je blijft
Mijn
verlangen voeden, zo lang ik hier ben.
(Noorderlicht)
9.
De
vader, de zoon en de gletsjer
Iedere
berg of schots heeft zijn eigen identiteit.
Zij
lijken maar stil te liggen in groen glas.
Geraas
van vallend ijs, een raaf krast: kra, kra
Ik denk
dat ik besta. De zon en de zee
Staan
weergaloos open, geen blauwe matrozen.
Nooit
stilte. Zij staan voor de foto; de zoon
Legt
zijn arm om de schouders van zijn vader.
Achter
hen het ijs. Zij mogen geen stap achteruit.
Nog even
staat de foto straks op vaders bureau.
Als ze
weg zijn glijdt de ijsval nog steeds.
(Met
dank aan H.Marsman en I.Biemans)
10.
Afscheid
van de toendra
De
sompige bulten rijen zich aaneen
Als de
dagen en nachten op het schip
Met alle
kleuren paars van mauve tot purper
Bosbessen,
rode bessen, paddestoelen
Als
uitgebakken spek dat te lang
In de
regen heeft gelegen; ganzen
En wat
ze achterlaten na het grazen
Donker
paarse slierten tussen witkantig
Korstmos,
stroompjes water, planten rood
Bruin,
groen, beige, zwart duivels oor
Op de
stenen en wij dansend op de verende
Bulten,
denkend aan de weg heen en terug.
Remco
Ekkers